Skip to main content

Ben ik gek?

| Jan Maurits Schouten | Woord
Ben ik gek?
Foto: Jan Maurits Schouten

In Diagnose van de Moderne Filosoof. Waarom filosofen gek zijn legt Nicole des Bouvrie ‘de moderne filosoof’ langs de meetlat van de internationale psychologen-standaard DSM-5. Passen de daar beschreven ziektebeelden bij de moderne filosoof? Zijn filosofen dus officieel gek? Zoals elke vraag is ook deze legitiem. Het antwoord vind ik weinig bevredigend. Maar ik ben dan ook partijdig. Hier mijn long read uiteenzetting.

Nicole des Bouvrie studeerde onder andere politieke filosofie in Nijmegen en lanceert haar boekje - 130 pagina’s - dan ook in onze stad. Op 8 april, vanaf 15:30 in boekhandel Roelants. Die middag geeft uiteraard de auteur zelf een toelichting. Ook zal dr. Edith Brugmans er spreken. Zij is rechts- en moraalfilosoof te Leiden en Nijmegen. Het boekje is uitgegeven door de in Eindhoven gevestigde uitgeverij Damon, dat een voor wijsgeren, theologen en historici uiterst interessant fonds heeft.

De filosoof als arts

De filosoof op de bank van de psychiater. Het is weer eens wat anders. Filosofen leggen immers veel vaker de dokter op de pijnbank. Zie Foucault, die in De geboorte van de kliniek het ontstaan van het moderne medische denken en de ‘klinische blik’ onderzoekt en onder kritiek stelt. Er is ook een bloeiende tak van de filosofie die zich met de grondslagen van de psychologie bezighoudt. Zich vragen stelt over wat een psycholoog denkt te kunnen zeggen over een ander mens. Om over het vooral in de Angelsaksische wereld bloeiende veld van de ‘philosophy of mind’ maar te zwijgen.
Ook zien filosofen zichzelf graag als dokter. Zoals bijvoorbeeld in de bundel Nietzsche als arts van de cultuur (1990, onder redactie van de Nijmeegse hoogleraar Paul van Tongeren) overtuigend wordt aangetoond. Al lang voor Nietzsche stelden filosofen diagnoses en raadden ze genezing aan voor de ziekten van de maatschappij.

Stem van de daimon

Aan de andere kant: diezelfde Nietzsche verviel aan het eind van zijn leven in waanzin en hoewel een slecht bestreden syfilis de oorzaak schijnt te zijn, is het verleidelijk om in het werk van deze filosoof, die zo van ‘gevaarlijk denken’ hield, naar verbanden te zoeken. Dat is dan ook veelvuldig gedaan. Net zoals naar de depressies van Kierkengaard en het naar autisme neigende gedrag van Kant. En over de ‘daimon’ waar Socrates over sprak, een stemmetje in zijn hoofd die hem aanwijzingen gaf, is ook aardig wat gespeculeerd.

Des Bouvrie stelt echter niet deze of die speciale filosoof centraal, maar dé moderne filosoof, die ze ernstig vaag omschrijft als iedereen die nu leeft en zich min of meer serieus, min of meer professioneel met filosofie bezighoudt. Maar ook includeert ze de filosofen die nu nog een levende werkelijkheid in het debat innemen. Dat is, met respect, de deur wagenwijd openzetten, want de wijsbegeerte is nu eenmaal doorlopend met de hele geschiedenis van de wijsbegeerte in gesprek. Wie een fundamentele uitspraak, over wat dan ook wil doen in de filosofie, dient daar idealiter altijd ook de standpunten van zowel Plato als Wittgenstein - om er maar eens twee te noemen - in mee te nemen. “Gekmakend,” zou je kunnen zeggen. “Dat maakt het vak juist zo bijzonder,” zou je ook kunnen zeggen.

Mystieke ervaring

Maar goed: de moderne filosoof, dus, en of die misschien gek is. Waarom Des Bouvrie eigenlijk in deze kwestie geïnteresseerd is, wordt niet erg duidelijk. Ze begint min of meer meteen. Wel komen we in het begin een passage tegen waarin een Jehova’s getuige tegen de moeder van de auteur gezegd zou hebben dat haar dochter gek is, toen die moeder de religieuze colporteurs vertelde dat haar dochter filosofie studeerde. En helemaal aan het eind, als er al dankwoorden worden uitgesproken, blijkt de auteur zich te rekenen tot mensen die een mystieke ervaring ondergaan hebben. En dat is een belangrijke sleutel om dit boekje te lezen, zoals ik zal laten zien. Die sleutel had ik er dan ook graag in het begin al bij gehad.

Serieus lijden

Want het is natuurlijk nogal wat om ‘de’ moderne filosoof te diagnosticeren en voor gek uit te maken. Wie is die moderne filosoof dan wel? Ik ben zelf als wijsgerig ethicus opgeleid en ik geef meteen toe dat ik af en toe vreemde trekjes heb, maar soms zou ik best wat meer prettig gestoord willen zijn. En ik ken en lees heel wat filosofen die een zeer evenwichtige indruk maken. Prima functionerende familiemensen die gedreven zijn in hun werk, die arbeid en leven op een harmonische manier in elkaar gevlochten hebben. Wijsbegeerte is juist ook voor een belangrijk deel de zoektocht naar het antwoord op de vraag hoe het goede leven te leiden. Anderzijds heb ik ook mensen gekend in mijn directe omgeving die iets volkomen anders studeerden: biologie, economie, wiskunde om even heel concreet te zijn, die voortijdig aan de gevolgen van hun psychisch lijden zijn overleden.
In dat licht voelt het nogal als een pedante en toevallige keuze om juist de filosoof uit te kiezen voor een diagnose. Een groot deel van het boekje voelt ook een beetje aan als een avondje bij de rederijkers, waar het niet om de inhoud draait, maar om het taalspel. Bijvoorbeeld: hoeveel manieren zijn er om Jezus met een theezakje te vergelijken, in kwatrijnen. Hier gaat het om: hoeveel verschillende ziektebeelden kan ik op een denkbeeldige filosoof plakken. Wat aardig zou zijn als het hier niet om serieuze aandoeningen zou gaan, waar mensen serieus en ernstig aan kunnen lijden, tot de dood erop volgt.

Algemeen geaccepteerde waarheid

De ‘moderne filosoof’ die als beeld opduikt in de acht diagnoses uit de DSM-5 (waarom juist deze acht? De keuze wordt niet verantwoord. DSM staat overigens voor Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, het internationale handboek voor het analyseren van psychische ziektebeelden), herken ik deels, deels ook helemaal niet. Des Bouvrie diagnosticeert de moderne filosoof aan de hand van het naslagwerk inderdaad als autist, lijder aan waanstoornissen, psychoses en depressies, als anorexia-nervosa-patiënt, hypochonder en narcist. Ze doet dit telkens ongeveer volgens dezelfde lijn: door te filosoferen ontdekt de filosoof dat er naast, onder of boven de ‘normale’ werkelijkheid en de ‘algemeen geaccepteerde’ waarheid, nog andere, soms diametraal tegengestelde werkelijkheden en waarheden zijn. Alleen die ontdekking, en daar met lichaam en ziel - wijsbegeerte is iets waarbij ook het lichaam betrokken is - over nadenken kan, nee zál, tot afwijkend gedrag en verwarring lijden.

Een vleermuis zijn

Dit, beste mensen, is een waarheid als een koe. En het overkomt lang niet alleen filosofen. Eigenlijk mag ik hopen dat het iedere student minstens eenmaal tijdens zijn of haar studie overkomt, liever nog veel vaker. Wie niet in de onpeilbaar diepe afgrond gekeken heeft die er gaapt achter de grondslagen van de sociologie, wie niet een keer zwetend wakker is geworden van een droom over een wereld die alleen uit nanodeeltjes bestaat, wie niet op een dag beseft dat alle historische kennis een leugen is en we nooit zullen weten hoe het geweest moet zijn om vroeger te leven, het wanhopige besef van de onmogelijkheid om te weten What is it like to be a bat om er maar eens de titel van een bekend filosofisch essay (van Thomas Nagel, 1974) bij te pakken. Wie dat allemaal niet heeft meegemaakt, die is volgens mij, met respect, geen volwaardig wetenschapper.
Het besef dat we maar een klein deel van de werkelijkheid zien, dat we nooit de gehele waarheid over wat dan ook ooit zullen beseffen, dat we eenzaam zweven in een onbekende ruimte, het is een regelmatig terugkerend besef in ieders mensenleven. De wijsbegeerte houdt zich hiermee bezig, vooral waar het om ‘de eerste vragen’ gaat, om Aristoteles te parafraseren. En de wijsbegeerte tracht hierover vragen te formuleren en antwoordrichtingen te geven. Niets ziekelijks aan. Belangrijk werk.

Ziekelijk zwelgen

Maar dat geldt niet voor ‘de moderne filosoof’ bij Nicole des Bouvrie. Die doet twee heel afwijkende dingen. Ten eerste lijkt hij te zwelgen in de onkenbaarheid en niet-normativiteit van alles. Hij lijkt steeds opnieuw terug te keren naar de relativiteit van alle waarheden. We herkennen in dit filosofisch prototype vooral de deconstructivist van de Franse school, met name die met een postmoderne inslag. Het is het soort filosoof, moet ik zeggen, dat al sinds Levinas, Derrida en Lyotard door geen filosoof buiten Frankrijk erg serieus genomen wordt. Wel door kunstenaarstypes en theologisch angehauchte denkers, overigens. Dit steeds maar rondraaien in dat besef van normloosheid en navelstaarderig het eigen gelijk uitzeggen: dat de werkelijkheid niet bestaat. Ja, dat kan men inderdaad ziekelijk noemen. Vaak kun je er een leegte in ontdekken die de filosoof in kwestie eigenlijk graag met ‘god’ zou vullen, soms met 'mijn vader' of 'mijn moeder', maar daar is-ie dan te schijterig voor.

Het radicaal nieuwe

Het andere gedrag van de moderne filosoof dat in dit boekje besproken wordt en dat deel uitmaakt van het gediagnosticeerde ziektebeeld, herken ik in het geheel niet. Volgens Des Bouvrie is de moderne filosoof doorlopend op zoek naar het nieuwe, iets nieuws. Iets dat zodanig nieuw en anders is dat van tevoren niet vermoed kan worden wat het is en waarover, als het ontdekt is, niemand spreken kan omdat de bestaande taal niet voldoet om het te beschrijven.
Kijk, als een filosoof tegen zo’n ontdekking aanloopt, zal hij er niet op spugen. Maar geen enkele filosoof die ik ken of bestudeerd heb, is op zo’n manier op zoek naar nieuwe werelden. Het beschrijven van de huidige wereld en de manier waarop de mens zich daarin beweegt, is wijsgerig gezien al lastig en opwindend genoeg. Wel zien we een zoeken naar het ‘authentieke’ menszijn: op welke momenten zijn wij geheel bewust van ons eigen lijfelijke bestaan en wat ons te doen staat. En natuurlijk zijn er ‘openingen in het zijn’, momenten waarop we ons opgetild voelen of juist enorm verbonden met de aarde. Momenten die oprechter voelen dan veel andere momenten.

Waar we dit streven naar buitengewone ervaringen wel zien, is bij de mystici. Meister Eckhart, bijvoorbeeld, Johannes van het Kruis, Hadewijch, Hildegard van Bingen of Jiddah  Krishnamurti. Lui die door meditatie, het zich-leegmaken, heel soms ook (Plotinus, Eckhart) het denken zelf als trap gebruikend, naar verlichting streven, dichter bij het goddelijk licht proberen te komen, dat soort dingen. Wanneer ze dat bereikt hebben en daar dingen gezien hebben valt op dat ze juist wel naar woorden zoeken om het uit te drukken. Dat dat niet meevalt is te begrijpen. Geen enkele uiterst particuliere ervaring laat zich makkelijk in taal, van nature universeel, gieten. Zodra die taal in begrijpelijke zinnen is neergeslagen wordt de inhoud ervan weer interessant voor de filosofie.
Maar het is dus niet terecht om een constant naar het nieuwe streven in de schoenen van de moderne filosoof te schuiven. Daarmee vervallen eigenlijk veel van de diagnoses in dit boekje. Waar geen subject is, is het lastig objectief meten. Als de filosoof niet sombert over de relativiteit van waarheden en ook niet neurotisch uitstaart naar het nieuwe en onbekende, lijkt een analyse onnodig en een diagnose onterecht.

De wijsgerige transseksueel

Des Bouvrie behandelt ook nog de geslachtsidentiteitsstoornis van de moderne filosoof, vooral waar deze een vrouw is. Dat gaat langs de lijnen van de genderdiscussies: als de betreffende wetenschap voornamelijk door mannen wordt beheerst gaat het inhoudelijk ook vast alleen over mannen. Als je als vrouw het vrouw-zijn problematiseert word je in de genderstudie-hoek weggezet. Dus moet je als vrouw je wel in het mannelijk discours storten met de genoemde stoornis als gevolg. Een nogal vluchtige en gratuite redenering. Die in de eerste plaats, zoals alle diagnoses in dit boekje, geen recht doet aan de mensen die werkelijk lijden aan de wens in een ander lichaam geboren te zijn en verder, net als de andere diagnoses in dit boekje van een lange-halen-snel-thuis-manier van redeneren getuigen.

Getormenteerd

Ik weet nog hoe ik zat te zweten en te trillen bij een mondeling tentamen bij professor Heyde, de grote Hegel-kenner, inmiddels overleden. Mijn hele lichaam protesteerde. Niet omdat ik niet geleerd had, maar, integendeel, juist omdat ik letterlijk geestelijk worstelde met de Grundlinien der Philosophie des Rechts, dat ik in twee weken tijd in het Duits gelezen had, dat niet waar kón zijn, dat niet waar mócht zijn en waarover daarom moeilijk dan in negerende zinnen te spreken viel, terwijl de vriendelijke professor alleen maar een paar positieve antwoorden van me wilde om te controleren of ik er wel iets van begrepen had. Heyde constateerde vol verbazing in zijn charmante Vlaamse tongval: “Ge zijt getormenteerd!” Hij zag dat ik nogal letterlijk gekweld werd door gedachten.
Het is niet veel later toch nog goed gekomen en het was een interessante rite de passage. Ik geef dit als een voorbeeld van hoe de wijsbegeerte zelf je tot de grenzen van je lichamelijk en geestelijk welzijn kan duwen. En verschijnsel dat een onderzoek waard is, maar dat niet door Des Bouvrie is uitgevoerd.    

Getagd onder

  • Wat
    lancering 'Diagnose van de Moderne filosoof'
  • Waar
    Boekhandel Roelants

Deel dit artikel