Van AI-blender tot heen en weer: vijf opvallende zomerfilms

Michael Helmerhorst schreef in het filmgenremagazine Schokkend nieuws over een melange uit de AI-blender. Drie films van Fritz Lang – M, Metropolis en Das Testament des Dr. Mabuse – waren gemixt met Ridley Scotts Blade Runner. De rol van Harrison Ford uit Blade Runner werd nu vertolkt door Peter Lorre, de kindermoordenaar uit M. Dr. Mabuse was nu de kwade genius die de plek innam van de duivelse uitvinders uit Metropolis en Blade Runner.
Ik moest aan het idee van ‘films uit de AI-blender’ denken toen ik deze filmzomer Peacock van de Oostenrijker Bernhard Wenger zag. Aan die film ligt een op zich aardig concept ten grondslag. Matthias werkt bij My Companion en je kunt hem voor allerhande karweitjes inhuren: als gezelschapsheer bij een klassiek concert, als ‘zoon’ die de vader in een toespraak bewierookt, voor assertiviteitstraining. Maar het leidt al snel tot een relatiebreuk, want door al die rollenspelen weet zijn vriendin niet meer wanneer zij met de ‘echte’ Matthias is. Scherper dan dit wordt het echter niet, en daarom blijft Peacock voor mij in de schaduw van onder meer Family Romance, Inc. (2019), een docudrama van Werner Herzog.
Family Romance is een daadwerkelijk bestaand bedrijf in Japan, en de directeur speelt ook daadwerkelijk de hoofdrol. Zo wordt hij ingehuurd door een treinmedewerker om zich te laten uitschelden door diens spoorwegbaas, omdat de medewerker de schandelijke vernedering niet kan verdragen. Hij is de ingehuurde vader van een puberdochter die aan hem meer geheimen toevertrouwt dan aan haar eigen moeder. Family Romance, Inc. was bedwelmend sterk, omdat Herzogs fascinatie met dit concept op de kijker overslaat, terwijl Peacock heel nadrukkelijk als absurde komedie wil overkomen.
Laatste minuut
Peacock was echter zelden grappig en als komedie haalt Wengers film het bij lange na niet bij het onderschatte Rent-a-Friend (2000) van Eddy Terstall, met tal van humoristische scènes en dialogen. Omdat zijn ex-vriendin denkt dat Alfred een nietsnut is, begint hij een bureautje waardoor hij als ‘vriend’ kan worden ingehuurd. Omdat hij probleemloos met alles instemt, wordt hij als ‘vriend’ zeer gewaardeerd, en gaan de zaken voor de wind. Geniaal is de rol van Peer Mascini die, als verstokte fan van het Duitse voetbalelftal, Alfred inhuurt omdat hij nooit eens samen met iemand kan juichen om een zege van die Mannschaft. Terwijl Alfred stiekem hoopt op een verlenging, want dat levert extra geld op, scoren de Duitsers in de laatste minuut.
Bovendien doet de slotscène van Peacock denken aan de performance door de ‘aapmens’ die in The Square (Ruben Östlund, 2017) de museumgasten de stuipen op het lijf jaagt, omdat hij in de rol van ‘aap’ blijft hangen. Zou Peacock het voorland zijn van AI-cinema? Je vraagt aan Chat GPT om een mix aan films (X meets Y meets Z …), en dan krijg je een allegaartje dat schril afsteekt bij de originelen. Misschien soms best smakelijk, maar misschien nog wel vaker de dood in de pot.
Stranger Eyes
In allerlei artikelen las ik dat de Singaporese film Stranger Eyes van Yeo Siew Hua doet denken aan films als Rear Window van Alfred Hitchcock, aan Red Road van Andrea Arnold en aan Caché van Michael Haneke. Klopt allemaal – een supermarktbaas gluurt naar de buren als bij Hitchcock; er zijn volop beelden uit surveillancecamera’s als bij Arnold, en er worden door een mysterieuze stalker gemaakte opnames in de brievenbus afgeleverd, alleen zijn het geen videobanden zoals bij Haneke, maar DVD-schijfjes. Ja, zo merkt de politiechef op, traditionele beelddragers zijn nog steeds goed in gebruik.
Maar de eerste twintig minuten van Stranger Eyes waren taai, een derderangs Caché: een klein kind is zoekgeraakt in de speeltuin; de ouders en oma zijn aangedaan en dolen al zoekend rond, en dat blijkt dan weer gefilmd. Maar dan ineens is Lee Kang-Sheng in beeld, de Taiwanese acteur die de hoofdrol vertolkte in talloze films van Tsai Ming-liang. Hij speelt een zwijgzame man die met zijn oude moeder samenwoont en we zijn terug in de tijd geschoten, van voor de verdwijning van het dochtertje. Ook hij speelt lijzig, net als de overige acteurs, maar alleen bij Kang-Sheng mondt het uit in broeierig spel. Als zijn aandeel in de film tegen het eind gaat afnemen, verliest Stranger Eyes gelijk aan momentum.
Bij de introductie van Kang-Sheng begint alles te kantelen: de opnames blijken ineens een heel andere status en achtergrond te hebben. Door zijn rol als stalker stipt Stranger Eyes moreel verval van de jonge vader aan, maar ook het verlangen van de jonge moeder om echt gezien te worden. En ook al is er weinig af te dingen op de eerder genoemde verwijzingen, eigenlijk is Siew Hua’s film vooral een 21e-eeuwse versie van de films die de Canadees Atom Egoyan eind jaren tachtig, begin jaren negentig maakte, zoals Family Viewing (1987), Speaking Parts (1989) en The Adjuster (1991). Klinisch, bedachtzaam en ook onbehaaglijk.
Bring Her Back en Weapons
Als Stranger Eyes gevoed wordt door heftige rouw om het verlies van een dierbaar kind, dan geldt dat ook voor Bring Her Back van de Australische broers Danny en Michael Phillipou. Ik vond de horrorscènes in deze film best geslaagd, maar het verhaal was me simpelweg te vergezocht. Of misschien ook wel afgezaagd, want het lijkt een heuse mini-tendens: als we nu diepe rouw als motief bieden voor alle gruwel en ellende, zo lijkt de redenering, dan wordt onze horror vanzelf een soort van ‘filmhuis-serieus’.
Als ik Weapons van Zach Cregger veel prikkelender vind, dan is dat mede omdat het mij niet stoorde dat er geen helder motief is voor de verdwijning van de 17 kinderen uit de klas van juf Justine. In die zin volgt de film het credo van de daders uit Scream (Wes Craven, 1996), als Billy uitlegt: ‘It’s a lot scarier when there is no motive.’ Weapons begint met een voice-over door een klein meisje dat sprookjesachtig klinkt, maar dat een kleinsteedse nachtmerrie blijkt. En ook al was de film niet tot in alle details perfect – was het personage Donna, de vrouw van de agent, per se nodig? – de karaktergebonden vertelstructuur pakte alleszins goed uit.
We volgen eerst de belaagde Justine, tot op het punt waarop iemand een blonde lok afknipt. Wie doet dat, en waarom? Daarna volgen we een bezorgde Archer die, als vader van een verdwenen jongen, verbeten is om het mysterie te ontrafelen tot op het punt dat een doorgedraaid schoolhoofd Justine belaagt. Huh, wat, waarom? Verder belicht Weapons scènes vanuit het gezichtspunt van een agent, een drugs verslaafde, de gepeste Alex, en de raadsels stapelen zich op.
Er hangt een sfeer in Weapons als in het schijnbaar gemoedelijke Lumberton uit David Lynchs Blue Velvet (1986) of uit zijn televisiereeks Twin Peaks. Eigenlijk kon de broeierigheid in Creggers ‘dorp van de verdoemde kinderen’ me niet lang genoeg duren, maar als dan toch een ontknoping nadert (blijkbaar onvermijdelijk voor een productie die ook de grote bioscopen bedient als Pathé en Vue), dan gebeurt dat via fijne details als blikken Campbell soep, gebroken twijgjes met doornen en zoutsporen op de grond.
Love
Over Sex van de Noor Dag Johan Haugerud schreef ik in een eerdere column dat die puntiger had gemogen, https://ugenda.nl/opinie/denk-niet-zwart-wit-over-polderprogrammeren-en-een-nachtelijk-steegje Ik zag nu Love, een volgende uit zijn trilogie, en ook dat is weer een praatfilm in de traditie van de Fransman Éric Rohmer (1930-2010). [In het slotbeeld uit Matt and Mara, te zien in de Previously Unreleased-reeks, staat een studie over Rohmer op de boekenplank …] Opnieuw gold dat Rohmer hier een wat beknoptere versie van zou hebben gemaakt, maar laat ik niet te sikkeneurig zijn. Dat de films van Haugerud al in de buurt van Rohmer komen, is op zich al een verdienste.
Aangenaam aan de opzet van Love is dat er een dominosteentje wordt neergezet, en dan wordt er weer een ander steentje aangetikt. Het begint met een vrouwelijke uroloog zonder relatie en een mannelijke verpleegkundige, die losse homoseksuele contacten heeft. Hun ongedwongen gesprekken – ook tijdens ongeplande ontmoetingen op een veerboot – zetten steeds weer iets in gang in de geest van Rohmer. De verpleegkundige heeft een vluchtig gesprek met een psycholoog, maar hun band verdiept zich later door diens prostaatkanker, waarna hij zijn lot ijkt aan de geschiedenis van HIV.
Een vriendin van de uroloog introduceert haar bij een geoloog, waarna zij hem van harte de dagboeken van de Nederlandse Etty Hillesum (!) aanbeveelt. Hoewel de uroloog de geoloog leuk vindt, twijfelt zij of dit ooit een bestendige relatie kan worden, vanwege zijn kinderen en zijn ex die zij als een alcoholiste herkent. Door de Grindr-truc van haar verpleegkundige treft ze een timmerman, die (achteraf) getrouwd blijkt, en aan een hele riedel begint waarom hun one-night-stand hem toch niet tot een slecht persoon maakt. En in het voorbijgaan biedt Love een fraai portret van Oslo en omgeving.
En zo verloopt alles in Love in een gestage cadans, zonder heldere ontknoping, steeds weer heen en weer, net als de veerboot in de film die de verpleegkundige soms zonder bestemming neemt – voor een praatje, of voor een iets groter avontuurtje.