Ontegenzeggelijk politiek of niet? One Battle After Another van Paul T. Anderson

In Le deuxième acte van Quentin Dupieux, die van de zomer te zien was in LUX, wil de ervaren Franse acteur Guillaume uit de film stappen tijdens een opname. Waarom zo iets futiels doen als acteren in een onbenullige productie, terwijl de wereld in chaos is vervallen? Dan neemt hij de telefoon op en krijgt, tot zijn verrukking, het aanbod om in een film van Paul T. Anderson (PTA) te spelen. Tja, dat aanbod kan hij onmogelijk weigeren.
Guillaume gaat gelijk een jonge rivaal de ogen uitsteken. Die moet raden welke grootste van de nog levende Amerikaanse regisseurs hem benaderd heeft voor een rol. ‘Martin Scorsese?’ ‘Nee, groter.’ ‘Quentin Tarantino?’ ‘Nee, PTA.’ De rivaal reageert luchtig en doet alsof hij niet weet over wie Guillaume het heeft. Daarna belt hij stiekem zijn agent om te zorgen dat hij die rol krijgt – hij wil niets liever dan ook in een PTA-film en die Guillaume spreekt niet eens fatsoenlijk Engels.
Is Paul T. Anderson inderdaad de grootste nog levende Amerikaanse regisseur? Wat mij betreft was het gelijkspel met David Lynch, maar sinds diens overlijden in januari dit jaar kan het antwoord dus ‘ja’ luiden. De eerste film die ik van PTA zag, was Boogie Nights (1997), volgens mij was dat in Scala, een dependance van Cinemariënburg die moest wijken voor de Marikenstraat in 1999. Overigens zag ik veel later pas Hard Eight (1996), en die bleek ook steengoed. Hoewel Boogie Nights over de opkomst en neergang van een mannelijke acteur in de seksindustrie met opvallend veel flair was gemaakt, werd die qua ambitie nog overtroffen door Magnolia (1999), een ruim drie uur durende mozaïekfilm. PTA was bij uitbreng van dit meesterwerk altijd nog maar 29 jaar oud.
Kikkerregen
PTA rijgt in Magnolia diverse verhaallijnen aaneen, met een paar vaders die maatschappelijk succes hebben behaald, maar hopeloos hebben gefaald in hun rol als vader. De jongste van die vaders dwingt zijn zoontje om uit te blinken tijdens een kennisquiz op televisie. Dat gedril wordt geplaatst naast het lot van een verlopen man die vroeger zo’n whizzkid is geweest. Twee zieke vaders op leeftijd ondernemen een poging om vergiffenis te vragen aan hun volwassen kinderen. De zoon van de een is tot een hypermannelijke en narcistische seks-goeroe uitgegroeid; de dochter van de ander leidt een rommelig leven vol genotsmiddelen. Een agent klopt aan om haar een reprimande te geven voor overlast, en zijn empathische houding lijkt een kentering in te luiden.
Anderson laat tegen het eind een immense kikkerregen neerdalen op de personages, en die neemt zijn aanvang vlak na het moment dat de agent die vroegere whizzkid ziet inbreken. Die kikkerregen, een verwijzing naar een Bijbelse plaag, lijkt vergevingsgezindheid te stimuleren. De agent schenkt de whizzkid genade en als onverwachte ‘dank’ voor zijn barmhartige houding vindt hij op miraculeuze wijze zijn verloren geraakte dienstwapen terug. De Franse filosoof Alain Badiou stelde dat de kikkerregen in Magnolia de mensheid eraan wil herinneren dat die liefde niet moet afzweren: narcisme is een doodlopende weg, maar wees mild en streef naar verzoening.
Sinds Magnolia is elke PTA-film een ‘gebeurtenis’, en het knappe is dat hij zich nooit herhaalt. Zet het statige Phantom Thread (2017) naast de film daarop, Licorice Pizza (2021), en je ziet een wereld van verschil. De eerste verhaalt via uitgekiende beeldcomposities over een perfectionistische modeontwerper uit de jaren vijftig; de tweede is een licht-komisch coming-of-age verhaal over een tiener in de jaren zeventig.
The Big Lebowski als favoriet
Ik kan de PTA-films moeilijk rangschikken: ze zijn ieder op hun eigen manier verbluffend, zelfs als hij een film maakt met Adam Sandler, zoals in Punch-drunk Love (2002). Als ik niet goed weet wat zijn beste is – misschien toch Magnolia? – dan is wel duidelijk wat voor mij zijn minste is. De enige PTA-film die nooit aan mij was besteed, was Inherent Vice (2014), met zijn rammelende plot en samenzweringstheorieën, alsof je, zo schreef een criticus indertijd, naar een noir film zat te kijken nadat je had zitten blowen. Maar hij maakte wel waar wat ik net al schreef: PTA maakt steeds iets anders, en gezien zijn solide reputatie getuigt het ook wel van lef om in een door geld gedreven industrie een film te draaien, die tamelijk mataglap is. Het leek Anderson een fijne uitdaging voor de kijker om verstrikt te raken in allerlei losse eindjes. Dat had bij The Big Lebowski (Joel and Ethan Coen, 1998) goed gewerkt, en hij wilde ook zo iets proberen, maar zonder Lebowski te willen imiteren, want het zou de goden verzoeken zijn om de volgens hem ‘beste film ooit’ na te bootsen. De kijker moest na afloop enkel denken: ‘Mijn hoofd staat op ontploffen en ik voel me een beetje wazig’.
Inherent Vice was een adaptatie van een gelijknamige roman van de obscure Amerikaanse cultschrijver Thomas Pynchon. Andersons nieuwste film, One Battle After Another, die nu in de theaters draait, is opnieuw, zij het slechts ten dele, geïnspireerd door werk van Pynchon, dit keer de roman Viceland, ook weer een ondoorgrondelijk boek. Anderson nam zich nu voor om alleen dat eruit te plukken waar hij voldoende affiniteit mee had.
Liefde in Rusland
Er zijn inmiddels jubelrecensies verschenen, zoals die van Ronald Rovers in Filmkrant. Maar terwijl hij de virtuositeit in allerlei toonaarden beschrijft, noemt hij de nieuwste PTA ‘ontegenzeggelijk een politieke film’. En Cas Hoekstra schreef voor vpro.cinema.nl: ‘Met een haarfijn gevoel voor de tijdsgeest weet Anderson – zonder drammerig te worden – de vinger op de zere plek te leggen van het moderne Amerika.’
Maar wat is die zere plek dan, was een vraag die bij me bleef nazoemen. Typisch genoeg stelde PTA zelf in een interview in de Volkskrant dat hij maatschappelijke en politieke zaken op de achtergrond wilde houden. Hij wijst op zijn kijkervaring met de film Reds (Warren Beatty, 1981) waarbij hij de draad kwijt raakte bij de verwikkelingen ten tijde van de Russische Revolutie. Hij kon de film volgen voor zover de gebeurtenissen in oktober 1917 parallel liepen aan de manier waarop het liefdeskoppel wordt gevormd. Oftewel, het waren de romantische scènes die hem aan boord hielden van een film die hij overigens zeer kon waarderen.
One Battle After Another valt op door zijn onbepaalde toon. Naar wat voor type film zitten we precies te kijken? Deze 'badjasfilm' (zo werd die ergens genoemd) heeft elementen van een reeks genres: actiefilm, komedie, paranoiathriller, melodrama. Je wordt als kijker niet direct bij de hand genomen. Op basis van de proloog kun je denken dat het een politiek geladen film zal zijn, want we zien hoe de rebellengroep French 75 met geweld een detentiekamp binnendringt om de immigranten te bevrijden. Maar hoe positief worden die rebellen uiteindelijk gerepresenteerd? De zwarte vrouw Perfidia is vastberaden en bruut, egoïstisch en losgelagen, terwijl haar vriend Ghetto Pat een wat sullige bommenlegger is, te ‘hulpeloos’ om met haar te trouwen, zo merkt Perfidia's moeder op. Niettemin krijgen Perfidia en Pat samen dochter Charlene.
De spot drijven
De belangrijkste opponent van Perfidia is een kolonel die door haar overmeesterd werd tijdens de verrassingsaanval in de proloog. Hij is gefascineerd door de radicale energie van zijn tegenstander. Perfidia speelt een perfide seks-machtsspel met hem, terwijl hij een heimelijk genot lijkt te ontlenen aan wat door hem later omschreven zal worden als ‘omgekeerde verkrachting’. Als deze naar het karikaturale neigende kolonel Lockjaw met zijn rare zenuwtic en stramme pas zich wil laten inwijden als lid van een exclusieve, racistische religieuze club, wordt hij onderworpen aan een antecedentenonderzoek, want intieme, interraciale banden zijn uit den boze. Wie zich ooit heeft ingelaten met een zwarte vrouw, zal geweigerd worden. Nu raakt Lockjaw bevangen door de vrees dat Perfidia's kind mogelijk zijn dochter is, maar hij weet niet waar ze woont.
Uit veiligheidsoverwegingen zijn Charlene en haar vader door de rebellengroep elders gehuisvest onder de namen 'Willa' en 'Bob Ferguson', nadat Perfidia een geweldsmisdrijf heeft gepleegd en ternauwernood naar Mexico is ontkomen. 'Bob' is een blowende nietsnut die vooral naar films over revoluties kijkt, zoals The Battle of Algiers. Vader en dochter zullen van elkaar gescheiden raken als Lockjaw op zoek gaat naar Willa om de sporen te wissen van de affaire met haar moeder. Eerst zal Willa door zusters worden gekidnapt om haar in hun klooster te beschermen tegen de kolonel, maar die weet haar toch te traceren. De gebeurtenissen maken een onvermoede verbetenheid in 'Bob' los.
Het is verleidelijk om van een satire te spreken, maar dan zou gaandeweg duidelijker moeten worden wat het mikpunt van spot is. Met iedereen wordt de spot gedreven, zo constateerde Floortje Smit in een vijfsterren-recensie in de Volkskrant. En precies daarin schuilt ook een zwakke stee van One Battle After Another. Van mij hoeft een film geen (politieke) stelling te nemen – het geniale The Big Lebowski fladdert opzichtig allerlei kanten op, en als het ergens een pleidooi voor is, dan is het voor het recht op eindeloos lummelen (overigens een recht dat mannen wat vaker lijken te koesteren dan vrouwen).
Maar alleen al door zijn lengte presenteert One Battle After Another zich als een ambitieuze film, ook al ontbeert die de ijzeren accuratesse van bijvoorbeeld Phantom Thread. En dan is het toch wat vreemd, of misschien lichtelijk teleurstellend, dat die allerlei thema’s in een blender stopt in de kennelijke hoop om een voor-ieder-wat-wils film te maken. Zeker in het gepolitiseerde landschap van vandaag de dag is het onvermijdelijk dat een gebrek aan politieke stellingname de film, ondanks alles, toch ‘ontegenzeggelijk’ politiek maakt, wellicht meer dan Anderson lief is.
Zijn onbepaalde toon zal de film wellicht geen windeieren leggen en ik vermoed dat er een hele waaier aan reacties over het net zal gaan. De ene kijker zal zeggen: hè, hè, heerlijk een amusante film die zich aan polarisatie wil onttrekken. De ander zal zeggen: fijne film, want ik denk dat die toch voor mijn parochie preekt. De ander zal zeggen: jammer dat die niet nadrukkelijker voor mijn positie spreekt. En ik zeg: zeker niet de beste PTA, maar desalniettemin de beste Amerikaanse film van het jaar tot nu toe. De film is doelbewust rommeliger en chaotischer dan sommige andere PTA-films en in het huidige klimaat is dat een route van de iets mindere weerstand.