Vier Beloftes
Even voorstellen: Helena Hoogenkamp, Lotte Lentes, Wout Waanders en Juliet Gagnon. Afgelopen vrijdag presenteerde Stichting Wintertuin tijdens de ‘Avond van de Grote Beloftes’ de nieuwe chapbooks van de vier schrijvers uit hun agentschap. Of beter gezegd: de schrijvers presenteerden ze zelf. Ik heb het geluk gehad deze boekjes te kunnen bemachtigen en sprak met enkelen van hen over de inhoud.
Voor de naïevelingen onder ons die, net als ik, nog niet weten wat een chapbook is: het is voor de literatuur wat de EP is in de muziekindustrie. Een eerste kennismaking met het kunnen van een beginnend auteur. Achterliggende gedachte van Wintertuin is dat talent niet uit de lucht komt vallen, maar met veel begeleiding, ondersteuning en hard werk gecultiveerd kan worden. (Zoals je er ook niet van uit gaat dat een lekkere pizza simpelweg aan een boom groeit.)
Helena Hoogenkamp – Kleine Zeemeermin, Per Ongeluk Dood
In de bundel van Hoogenkamp volgen we de levens van de puberende Sara, haar vrienden en haar buren. Herkenbare momenten uit vrijwel ieders jeugd worden passend afgewisseld met inzichten die bij nader inzien de leeftijd van haar hoofdpersonages ver overstijgen. Zo kom je als lezer geweldige zinnetjes tegen:
‘In de stad heb je geen seizoenen. Dat weet iedereen. Iedereen weet alles.’
‘Buiten trekt de scooter weer op. Iemand schreeuwt om respect.’
Haar korte bundel wordt gekenmerkt door een soort kakofonie van ideeën en uitspraken. Dit is echter geen kritiek: ik vind dat deze vorm nauwgezet past bij een verhaal over de puberteit, waarin iedereen wordt geconfronteerd met een ongemaakt ‘ik’ dat zijn/haar plaats moet vinden in een wereld die zichzelf als ‘af’ presenteert.
Achter de jeugdige humor zit een serieuze ondertoon, die de tragiek van deze levens uiterst serieus neemt. Hier spreekt duidelijk iemand die haar jeugd is ontstegen en zich niet alleen afvraagt wat er destijds precies gebeurd is, maar ook wat er verloren is gegaan:
‘De manier waarop meisjes hun huid afgooien doet denken aan die van slangen. Ze verliezen iets en dijen toch uit.’
Dit is ook te herkennen in de korte performance die Hoogenkamp het publiek tijdens haar presentatie voorschotelt: ze laat drie jonge vriendinnen elkaar stevig omarmen onder begeleiding van nostalgische muziek. Ze houden elkaar te stevig vast en lachen zo gedwongen dat je er als toeschouwer bijna ongemakkelijk van wordt. Niets is permanent.
Juliet Gagnon – Left
De verhalenbundel van de Amerikaanse Gagnon wordt gekenmerkt door huiselijke decors waarin zich plotse veranderingen voordoen. Een vrouw laat haar man en dochters achter, of iemand gaat stiekem vreemd. Tijdens een simpele blind date bekent een man dat hij zich graag als vrouw verkleedt.
‘‘Do you want to be a woman?’ she asked.
‘Never,’ he said.’
Over de onverwachte ontwrichtingen binnen deze herkenbare sferen zegt Gagnon: ‘Ik ben zelf opgegroeid in weeshuizen. ‘Thuis’ is een concept dat we allemaal hanteren, maar het is voor iedereen iets anders. Sommige van deze verhalen zijn waargebeurd, anderen spelen in op mijn interesse voor herkenbare dingen die tegelijkertijd voor iedereen anders zijn.’ Dat is duidelijk terug te zien in haar verhalen: tot in detail schetst ze omgevingen en situaties, en met hier en daar een kort zinnetje weet ze deze tegelijkertijd herkenbaar en vreemd te maken:
‘Brandon and I stand next to the car. His arms are on my shoulders and I am crying. The kind of crying where snot hangs in threads between your fingers.’
De eerste twee zinnetjes lijken heel herkenbaar, je ziet ze in elke Romcom. Pas met het derde zinnetje realiseer je je dat huilen eigenlijk best een kleverige aangelegenheid is: het op het eerste oog afwijkende aan de vertelling is juist het normale. Kijk nu nog maar eens een huilscène zonder je af te vragen waar al dat snot blijft.
Wout Waanders – Olifantopia
De enige poëziebundel onder de vier chapbooks functioneert ook meteen als pretpark. Op de eerste pagina vind je geen inhoudsopgave, maar een plattegrond met ‘attracties’. ‘In dit boekje combineer ik mijn twee grootste hobby’s,’ zegt Waanders, ‘poëzie en pretparken. Vroeger verzon ik altijd pretparken. Mijn onvervulde droom is altijd Olifantasia geweest, het pretpark dat ik zelf heb bedacht. Mijn pretparkpoëzie is een compromis.’
Dat is terug te zien in zijn gedichten, die hij niet alleen attracties noemt, maar die ook taalkundige uitjes vormen. Zo volg je de schrijver door zijn jeugd, naar de supermarkt en de zee in:
‘in de schuur op een vlaams strand
smeerde joris gelatine in zijn haar.
dan blijft het mooi naar achteren staan,
zei hij. ik bond mijn zwembroekveters samen.’
Tijdens zijn presentatie wordt Waanders begeleid door een saxofoon. Bij het voordragen van het gedicht ‘de veiligheidsdienst’ horen we de tune van James Bond: ‘de meeste spionnen die ik ken heten maarten. / ik weet ook niet waarom.’ Mooi aan deze poëzie is dat het toegankelijk is zonder oppervlakkig te worden. Het is herkenbaar en grappig, maar bevat desondanks momenten die bijvoorbeeld diep ingaan op de werking van spreektaal. Neem de volgende strofe uit het gedicht ‘wat er niet gebeurde met tom wistling’:
‘onze held tom wistling is na zijn opruiende praatje
gewoon gaan slapen, geloof ik. er is niets gebeurd,
roep op tot een revolutie en ga slapen.’
Deze held – die doet denken aan Tom Sawyer – bestaat hier voornamelijk in woorden en niet in actie. Er gebeurt vrijwel niets met tom wistling, en misschien is dat juist veelzeggend?
Lotte Lentes – De Jongen, Het Stof
De chapbook van Lotte Lentes is een goed voorbeeld voor de veelzijdigheid van deze vier auteurs. In haar novelle vertelt ze het verhaal van de fictieve Majid, een Europese jongen die naar Syrië reist om daar mee te doen aan de oorlog. Haar interesse voor dit onderwerp begon toen ze ongemerkt enkele honderden meters nabij een aanslag in Brussel aanwezig was. Ze kwam er pas achter dat er een aanslag had plaatsgevonden in de trein naar huis. De dubbelzinnige nabijheid én afstand verontrustte haar het meest. Over het schrijfproces zegt ze: ‘Ik ben heel erg vanuit mezelf gaan schrijven: onder welke omstandigheden zou ik de keuzes die Majid maakt overwegen?’ Daarnaast deed ze veel onderzoek, ze struinde het internet af, keek vele documentaires en nieuwsberichten. Ze concludeert: ‘Ik denk dat een van de meest nuttige middelen om deze situatie beter te leren begrijpen de verbeeldingskracht is.’
In de novelle volgen we Majids reis van Europa naar Syrië en terug. Wat ik persoonlijk ontzettend sterk vindt aan haar novelle is haar oog voor detail. Zo omschrijft ze een ‘limegroene Tupperwaredoos met munitie erin’. Dit detail maakt iets dat ver weg lijkt opeens heel herkenbaar. Ook Majid wordt een personage waarmee de lezer zich gaandeweg de novelle steeds meer kan identificeren. Een van de conclusies die Lentes trekt is dat een van de beweegredenen voor Majid om naar Syrië af te reizen te vinden is in een verlangen om gezien te worden.
‘Mijn grootste angst was dat de oorlog geruisloos aan mij voorbij zou gaan.’
En: ‘Majid, ik heet Majid. Ik zeg mijn naam hard genoeg zodat ook zij hem kan horen, zodat ze hem onthouden kan.’
Het komende jaar zullen de agentschappers hun werk op nog vele plekken voordragen, waaronder op 15 december in Pakhuis de Zwijger te Amsterdam. Nu moeten we alleen nog het geduld opbrengen te wachten totdat hun eerste romans verschijnen.
Getagd onder
-
WatDe Avond van de Grote Beloftes
-
WaarHet Badhuis, Nijmegen
Max Hermens
Ik heb een BA Algemene cultuurwetenschappen, MA Europese Letterkunde en ben nu bezig met mijn MA Amerikaanse letterkunde. Daarnaast schrijf ik af en toe korte verhalen, waarvan er eentje al in Das Magazin is beland.